Graf poëzie
Op 2 mei 2024 hield Karen Wijdicks voor haar afdeling Breda een inleiding over Grafpoëzie. In overleg met haar mag een samenvatting van haar inleiding geplaatst worden in Mededelingen, waarvoor dank.
Er is nog niet veel kennis verzameld over Grafpoëzie. Want wie bedacht de tekst? De plaatselijke predikant of een schoolmeester? Grafpoëzie begon op te komen in de late Middeleeuwen en bleef in gebruik tot ongeveer 1935. In het begin waren het teksten in het Latijn, later ook vertalingen vanuit het Latijn. Je kunt twee soorten grafgedichten onderscheiden. De eerste soort is als tekst op een grafsteen gebeiteld. Deze zijn bedoeld om de doden postuum glorie en eer te brengen. De andere grafgedichten zijn op papier gezet en zo bewaard, soms eerder om iemand te bespotten. Wie een grafschrift op de grafsteen krijgt, blijft bewaard in de marge van de dood. Vele grafschriften getuigen dan ook vaak van christelijk geloof in de onsterfelijkheid van de ziel. Vaak ook geformuleerd in de vorm van een gebed. Een grafschrift is wel sterk gebonden aan een bepaalde stijl en vorm. Het is bijna altijd op rijm – gepaard rijm of omarmend rijm – , met vier of zes regels. In Noord-oost Nederland zijn er nog veel te vinden op de kleine kerkhoven in kleine dorpen.
Zoals dit volgend grafgedicht:
Geen ledigheid kon hem behagen,
Geen hoogmoed en geen ongeduld
Hij heeft de taak hem opgedragen
Als man en vader trouw vervuld
Bleef nedrig wat hem kon verblijden
En was gelaten onder ’t lijden.
In de Gouden Eeuw waren grafgedichten heel erg in de mode. P.C. Hooft, Joost van den Vondel werden veel gevraagd om vooraanstaanden en vrienden te gedenken. Zo schreef Hooft voor Jacob van Heemskerck, die de overwintering op Nova Zembla – in het ijs bij de Noordpool – overleefde het volgende grafgedicht:
Noch zee, noch krijg, noch dood verschrikten Heemskerck moed,
Die ’t ijs en ’t ijzer fors dwers heeft streven darren
Om ’s lands baat, tot hij voor diens vrijheid stortte het bloed.
Toen zwol zijn ziel van vreugd en koos de weg der starren.
Zingende: Nu ben ik voor het aardrijk al te goed.
Er zijn grafschriften voor personen en voor karakters. Er is een grafschrift voor een hoogopgeleide met veel kennis van Grieks en Latijn, die jarenlang door Duitsland en Frankrijk zwierf en in Middelburg eindigde als schoorsteenveger en scharensliep. Hij werd door velen gemeden vanwege zijn levensstijl. Hij was dronken toen hij in het water viel en verdronk:
Hier ligt een wonderlijke geest,
Die leefde en stierf gelijk een beest,
Hij was een misselijke sater
Hij leefde in wijn en stierf in water
Frederik van Eeden schreef onder pseudoniem Cornelis Paradijs voor Nicolaas Beets:
Van allen toch de baas,
Is de groote Nicolaas.
Wat heeft hij niet saamgedicht
Hoeveel harten niet gesticht.
Goethe en Homerus samen
Kunnen nooit zijn roem beschamen:
Want hij heeft wat hun ontbrak:
Echte vroomheid .. door zijn vak.
De Vlaamse Robrecht Mortier schreef een heel boekje vol grafrijmpjes voor de Vlaamse soldaten de gesneuveld waren in de Eerste Wereldoorlog. In 1924 verscheen er zelfs een vierde druk. Of ze ook ooit op een zerk hebben gestaan is onbekend. Voor vliegeniers, boodschappers en anderen. En voor alle soldaten:
Die rusten hier, vergeet ze niet
Wat zij bevochten, gij geniet
Hoe gij hen eert, hun oogen ziet
In uw gebeeën, vergeet ze niet!
Er zijn er ook die voor zichzelf al een grafschrift hadden gemaakt, voor als het zover was.
Anna Blaman: Ik ben gestorven zonder het te weten, anders had ik mij toch wel verzet.
Karel van het Reve: Hier ligt van het Reve, hij kon niet langer leven.
Er is natuurlijk ook wel in cabaret gebruik gemaakt van het ‘idee’ grafschrift. Fons Janssen schreef er een paar die hijzelf voordroeg.
Zoals De Streaker: Midden op straat, helemaal bloot. Zie hier het gevolg; ik schaamde me dood.
De optimist: Ik vind: optimist moet je blijven, om zwartkijkers geef ik geen fluit. Ik dacht in de lijkwagen nog: zie je wel, ik ga langzaam vooruit.
Herman Finkers met Willem Wilmink formuleerde:
Wel is uw been geamputeerd, maar wees daarover niet ontsteld,
het is, gelijk de Schrift ons leert: naar de hemel u vooruit gesneld.
En daarboven in de hemel zien wij elkander weer,
daar drinken we een glaasje met Onze Lieve Heer.
Ook hij die nooit geloofde heft daar met ons het glas,
en kan dan maar niet geloven dat hij ooit op aarde was.
Herman van Veen schreef:
Leven is als sneeuw, je kunt het niet bewaren.
Troost is dat jij er was, uren, manden, jaren.